Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij [53]zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig [54]in de woestijn. 53. Te weten, bij zichzelven; dat is, dachten, horende van Davids vluchten uit Jeruzalem, en haastig passeren door de woestijn, dat zij ontwijfelbaar aldaar aan alles gebrek zouden hebben geleden; daarom hadden zij deze provisie bereid om hen te verversen. 54. Of, van de woestijn.